Algemeen

 

De kleur van de pels van een konijn wordt gevormd door twee pigmenten, geel en zwart/bruin. Het geel pigment is de basis voor de gele, oranje, rode kleuren, het zwart/bruin pigment voor de zwarte, blauwe, bruine (chocolate) en feh (lilac) kleuren. Hoe deze tot uiting komen in de kleur van de pels, wordt bepaald door de genen gelegen op 5 verschillende locussen. Het A-, B-, C-, D- en E-locus. Deze worden nader toegelicht op de volgende pagina’s:

  • A-locus: Agouti pattern or not (agouti/wildkleur patroon of niet),
  • B-locus: Black or Chocolate (zwart of bruin),
  • C-locus: Complete color or not (complete kleuruiting of niet),
  • D-locus: Dense or dilute color (onverdunde of verdunde kleur),
  • E-locus: Extension of color or its limitation or elimination (volledige kleur of beperkt of uitgeschakeld).

Deze genen werken, vrijwel allemaal, volgens de dominant-recessieve vererving.

Daarnaast zijn ook nog zogenaamde modificatie genen, rufus factoren en plus-en-min modificators van invloed op de uiteindelijke kleur.

Dit tesamen zorgt voor honderden mogelijke verschillende combinaties en dus kleuren. Een deel daarvan vindt u, onder vermelding van het genotype, terug op de pagina:

Al deze kleuren zijn hoegenaamd éénkleurig, daarnaast kunnen zij nog voorkomen in een bont variant. Dit wordt bepaald door en verder omschreven onder het: