De genen op het D-locus bepalen of het geel en zwart/bruin pigment, en daardoor de kleuren gebaseerd op het pigment, wel of niet verdund worden. Ook de oogkleur wordt beinvloed door deze genen.
Genen die op het D-locus voorkomen zijn, in volgorde van afnemende dominantie:
- D: Dense (onverdunde kleur),
- d: Dilute (verdunde kleur).
D: Dense (onverdunde kleur)
Het pigment is niet verdund, waardoor de kleuren geel, zwart en bruin normaal tot uiting komen. De oogkleur is bruin.
Voorbeelden van konijnen met het D gen zijn op bovenstaande pagina’s genoemde zwart en bruin.
Het ‘D’ gen is volledig dominant en komt dus altijd tot uiting, ongeacht wat het tweede gen op het D-locus is. Het fenotype ‘D’, heeft dus als genotype ‘D_’, wat kan staan voor ‘DD’ of ‘Dd’.
d: Dilute (verdunde kleur)
Het pigment is verdund, waardoor de kleuren geel, zwart en bruin zich uiten als respectievelijk lichter geel, blauw en feh (lilac). De oogkleur wordt blauw.
Een typerend voorbeeld van een kleur met het d gen is:
Blauw (aaB_C_ddE_)
Bron: De Standaard
De dekkleur is zuiver glanzend staalblauw, van neuspunt tot staarteinde egaal. De borst en buikkleur is gelijk aan de dekkleur, met dien verstande dat ze over het geheel wat doffer is (minder glans). De snorharen zijn blauw. De nagelkleur is donkerhoornkleurig. De oogkleur is blauw. De tussenkleur volgt de dekkleur zo ver mogelijk. Hoe dieper zich het blauw naar de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur is van iets lichtere nuance.
In de basis is dit zwart, waarbij het pigment dusdanig verdund is dat er blauw ontstaat.
Het ‘d’ gen is recessief t.o.v. het ‘D’ gen en komt dus alleen tot uiting als het tweede gen op het D-locus eveneens ‘d’ is, dus ‘dd’.